De vorige blog eindigde natuurlijk met mijn zogenaamde ‘gezondemensenmisselijkheid’.
Ik belde mijn ziekenhuis af.
En als je iets nooit moet doen, is het je dokter afbellen omdat je ziek bent.
Daar komen problemen van, I tell ya.
Het ging ongeveer zo:
T-man: ‘Djuna, kan je morgen komen?’.
Ik: ‘Euhm ja, maar is dat wel echt nodig? Ik kan ook wel een weekje overslaan… toch?
T-man: ‘Nee’.
Ik: ‘Oh’.
T-man: ‘Dus kom je dan morgen?’.
Ik: ‘Ja als het perse moet, dan wel, maar echt, écht, t is al bijna over! Het kwam gewoon door die wijnt…’.
T: ‘Maar voor hetzelfde geld is het de EBV weer. Daar kan je net zo goed zo misselijk van worden’.
Ik: ‘Okee, maar euhm, uhuh. Ok. ik kom wel’. (Soms moet een meisje weten wanneer ze haar mond moet houden hè).
Dus spraken we af dat ik inderdaad langskwam om bloed te prikken.
En je raadt het alll...
De EBV.
Hoewel ik nog steeds geloof in mijn gezondemensenmisselijkheid, bleef het een vaststaand feit dat de Transplantman gelijk had over de EBV.
(Voorlopig doen we daar niks aan hoor, alleen in de gaten houden).
Tevens was ik deze week als ervaringspatient bij een college van de Transplantman.
Hij had bedacht dat ik eerst zelf wel het een en ander kon vertellen.
En ja, vertellen is niet zo moeilijk voor mij, dus dat vond ik prima.
Zo vertelde ik over mijn eerste longen, over mijn tweede longen, over jaja, over de derde ook.
Ik vertelde over hoe spannend het was geweest die koude maandag in december, hoe weinig lucht ik had en hoe ik gered werd door een anonieme donor.
Ik vertelde grappen over hoe ik er soms niet eens meer bij stil sta, dat ik bijvoorbeeld een tracheo-litteken heb, maar dat op een of andere wijze ‘licht aangeschoten’ gasten in het restaurant het wel altijd opmerken.
Hilariteit onder de studenten toen ik antwoordde dat ‘ze dat litteken heel mooi maken, precies zodat niemand het ziet… als je grote borsten hebt tenminste’.
Totdat…
Er een student vroeg of dat nou niet gek was, andermans longen krijgen.
Of ik er niet constant aan denk.
Ik antwoordde dat men mij dat vaak vraagt.
En dat ik dan altijd hetzelfde zeg:
In mijn hoofd is alles weer normaal, ben ik een gezonde jonge meid die alles weer kan en de wereld aan haar voeten heeft.
In mijn hoofd is het heel normaal dat ik werk, de slappe lach krijg, hardloop…
Maar in mijn hart.
In mijn hart is alles anders.
In mijn hart is het warmer.
Met mijn hart, voel ik het voor altijd.
Elke seconde:
Iemand redde mijn leven.
Ik ben er nog.
De studenten keken elkaar aan begonnen te fluisteren.
‘Pfff’.
‘Soweee’.
‘Wooow’.
Rumoer.
Maar in mijn hart, was het stil.
En de Transplantman en ik….
Onze blikken kruisten en we wisten het allebei:
Hij redde mijn leven.
Ik ben er nog.
En of dat nou met of zonder EBV is,
Of dat nou misselijkheid is door de nipjes wijn of niet…
Dat deert niet.
In mijn hart voel ik het toch;
Ik ben er nog.
En dus…
Hadden we fun at work,

Aten we TX-proof- sushi en
Hééél vies 'zwarte bonen- ijs' hahaha!